zaterdag 31 oktober 2009

~

Lieberman onthaald
als gast in haagse kringen,
dwaling van een dwaas.

donderdag 29 oktober 2009

~

Oude ogen in de spiegel
beamen dat je bent gegaan,

zo blijft je wang nat
tussen mijn borsten,

teken ik achtjes
in je haar,

noem je
naam.



dinsdag 27 oktober 2009

~

Ex nihilo nihil fit

Het hamert in mijn hart:
‘We gaan toch niet…?’
Een mokerslag,
vervlogen droom.

Wat blijft, is pijn
en zij die zeggen:
‘Laat het zijn’,
gaan huns weegs.

Ik leef het leed alleen,
mijn kind hapt adem,
fluistert angstig:
Is dit levenslang?

Geen strobreed.
Nog smaller is de lijn,
die geen lijn wil zijn
van jouw naar mijn leven,

van jouw dood naar de mijne,
ik dep de wonden op je rug,
je blies de kooltjes aan
en vlucht voor het vuur,

ik lik tranen van mijn wangen
in diepe, diepe eenzaamheid,
dacht jou te vinden, vind mezelf
zonder laatste strohalm voor houvast.

Bid ik mijn…
nee, niet mijn,
bid ik de kracht van liefde:
'Neem me mee en laat me stilte zijn.'











Delerium ~ Silence

zondag 25 oktober 2009

~
Luís Vaz de Camões

* c. 1525 in Lisboa, Coimbra of Alenquer
† 10 juni 1580 in Lisboa


Uit: Camões ~ Obras Completas


Oh! como se me alonga, de ano em ano,
a peregrinação cansada minha!
Como se encurta, e como ao fim caminha
este meu breve e vão discurso humano!

Vai-se gastando a idade e cresce o dano;
perde-se-me um remédio, que inda tinha;
se por experiência se adivinha,
qualquer grande esperança é grande engano.

Corro após este bem que não se alcança;
no meio do caminho me falece,
mil vezes caio, e perco a confiança.

Quando ele foge, eu tardo; e, na tardança,
se os olhos ergo a ver se inda parece,
da vista se me perde e da esperança.

~*~

Oh how long, year after year,
my weary journey has kept on going!
How short a space until my brief
and useless human rambling ends!

Time wastes away and my ruin increases;
a remedy I used to have is gone.
If we can judge from past experience,
every large hope is a grand illusion.

I chase some good that can’t be had:
when halfway there, I’ve lost the trail;
falling a thousand times, I despair.

It flees, I lag; and if, in my lagging,
I look up to see if it’s still there,
it’s lost from sight and lost from hope.

Translation: Richard Zenith 2006

~*~

O! Hoe lang duurt nu al van jaar tot jaar
Deze zo moede pelgrimage mijn!
Hoe kort nog en hoe eindig is dit zijn
Dat even zinloos voor mij is als zwaar!

Hoe minder tijd, hoe meer leed ik ervaar;
Verloren is mijn laatste medicijn;
Het leven leerde mij slechts één refrein:
Elke schone belofte is onwaar.

Er is dit goed waar ik vergeefs op hoop,
Dat midden op mijn weg vervlogen schijnt;
Ik struikel, val, en ik verlies de moed.

Wanneer het vlucht en het mij talmen doet
en ik dan opzie of het nog verschijnt,
Verdwijnt het uit mijn oog, en uit mijn hoop.

Vertaling: August Willemsen

~*~

woensdag 21 oktober 2009

~

Ik staar aan de oever
in woelig water
en het wordt later,
de dag wordt schemer,
de avond nacht
en ik, ik wacht.

Ik wacht en word
het wachten moe,
want wat ik doe
en wat ik laat,
het leven gaat als
stroom aan me voorbij.

Aan verre einder dans je
door geheime poort,
je breekt mijn woord,
de nacht wordt gloren,
de ochtend dag
en ik, ik snak en zeg

na wikkend wegen:
'Ik ken je niet’
en het wordt later,
bij troebel water
vind ik een kluitje
in het riet.












Cohen ~ Waiting for the miracle

zondag 18 oktober 2009

~

Op de voorplecht
staat een doodskist vol
gestouwd met oude pijn,

en ik, ik ben kapitein,
stuurvrouw, machinist
en meisje loos in één,

in heiligennacht
om nul uur nul duw
ik met volle kracht

schreeuwend leed
in één twee drie in
godsnaam overboord,

Betelgueze barst,
stoot lichtjaarstof
in nachtdiernevel,

de zee zingt, neuriet
mee in een adieu aan
een verdronken droom.



vrijdag 16 oktober 2009

~

Ik neem de grote trap,
je haalt me in,
boven wacht je
met je armen wijd
en vangt me op.

Je brengt me beelden
hoe ik als kind
een aanloop nam
als pappa lachend riep:
'Wie komt er in mijn huisje?'

Je smoort mijn hijgen
met de warmste kus,
mijn borsten dansen,
in je ogen lees ik
wat mijn hart verlangt.



dinsdag 13 oktober 2009

~

O Madinat as Salam,
werd een geschonken hof ooit
grover vernield, zieker geslacht?

Ja, Hiroshima, Nagasaki-shi
spiegelen de nadagen die bleven,
bol van dolgedraaide kernbom idiotie.

Abu Gaddafi sloot zijn deal met Blair,
machines draaien, de wereld warmt op
en dwazen zoeken veiligheid in een schild.

Darfur hoort oude acacia's kreunen,
de wortels zuigen het bloed dat vloeit, o
eeuwig oog om oog, de tand des tijds is ziek.

Wakame wier wuift in de Duivelszee,
waar weggemoffeld wapentuig wel weet van
de vergeten oorlog en het versluierd leed.

Moeders geuren in mijn stille kamer,
dan bazuingeschal en wind die fluistert:
'Morgen famke, morgen zal het beter gaan.'

Delft, 31 mei 2007


Natasha Bedingfield ~ Wild horses

zondag 11 oktober 2009

~

Draiwinti

Halve rode maantjes straalden links en rechts,
daar waar jij je tanden zette in mijn hals,
afscheid lag al op de loer, het hielp niet meer dat je
mijn ‘je’ in ‘het ga je goed’, verbeterde in ‘ons’.

Het ga ons goed mijn lief,
nu ik je vast wil houden en los moet laten,
Oost-Indisch doof voor West-Indisch wild.
Waar blijft de vlam als de wind huilt?

Wie redt het vuur als de storm raast?
Kippenvel zet donzen stekels op bij kou
bij angst én bij genot; hoop vrijt met pijn
nu jij je trouw aan mij ontzegt.

Mijn zolen zoeken aarde, om woede
weg te laten vloeien naar het vurig hart
van Mamma Gron, o urulibi, yayolobi,
mi ati e bron, komediman.

Nu jouw ogen de mijne weer vinden,
blijkt het vuur gedoofd,
mijn vleugels hebben vlam gevat,
aan het vlinderend vluchten voorbij.

Draiwinti ~ windvlaag die stof doet opwervelen
Mamma Gron ~ Moeder Aarde
Urulibi ~ promiscue leven
Yayolobi ~ trouweloze liefde
Mi ati e bron ~ mijn hart brandt
Komediman ~ toneelspeler




donderdag 8 oktober 2009

~

De weg naar huis ligt vol obstakels,
gesprongen snaren in het hof,
hier huilt de kale kronkelwilg
om de verdrongen dwaze jaren.

Nimfen van de schuimcicaden
verschrompelen het blad dat snikt,
het mist de hand die ooit zo
trouw het oude hout verbrak.

Zacht licht van witte onschuld
vindt stil houvast in kraters van
gevallen sterren op het pad;

dan roept een stem vanuit het niets:
je zoekt je huis in steen en hout,
kom woon in mij, ik heb je lief.



dinsdag 6 oktober 2009

~

Elisabeth Françoise Eybers

* 16 februari 1915 in Klerksdorp, Transvaal
† 01 december 2007 in Amsterdam

Altyd ñ besem iewers teen ñ muur,
maaltye nooit op die gepaste uur.

Agendalose dae waardeur sy leeg,
hardnekkig en skaars doelbewus beweeg.

Strykgoed wat moedeloos oor ñ stoelrug hang,
gebare sonder afloop en aanvang.

Ou briewe onbeantwoord, deurmekaar,
papiere en pille in één laai opgegaar.

Dankbaar om haar in jou groot hart te strek
en tog verknog aan haar klein skulpomtrek.

O ordenende teëvoeter, wees
gewaarsku, stuur haar liewer na haar lees.

~*~

Always a broom leaned against a wall,
meals never on time, if they come at all.

Days without dates through which she moves
empty and stubborn, slightly confused.

Ironing hung dejectedly over a chair,
gestures that come from who-knows-where.

Old letters unanswered, piled together,
papers and pills stuffed deep in a drawer.

Thankful to be part of your heart’s great whole
yet devoted to the limits of her own small skull.

O orderly biped, take heed,
leave her alone—let her read.

Translated from the Afrikaans by: Jacquelyn Pope

~*~

Elisabeth Eybers in gesprek met Sandra Prinsloo

vrijdag 2 oktober 2009

~

Al reikt liefde voorbij de dood,
het maakt gemis niet minder kil.

Nu mijn lichaam vrijt met lucht,
jouw heupafdruk in het matras
slechts leegte spiegelt,
zijn de nachten stil.

Nu geuren gestaag vervliegen,
beelden bakens worden
zonder werkelijk houvast,
kruipt mijn eenzaam bloed.

Tijd kust nabestaanden
en fluistert in een huilend oor:
verzachting komt, houd moed.












Rodin ~ La Tempête 1886