dinsdag 31 maart 2009

~

Schater klinkt uit boot die
tussen perzikbloesems schommelt,

klatert vrij over het water
dat wild tegen de wanden jacht,

hoort noord, zuid luistert, oostenwind
streelt huid en fluistert: liefde lacht.

26 maart 2007








詠桃花

maandag 30 maart 2009

~

Zo zonder huidskelet
tasten mijn vingers
over de bodem
van deze stille oceaan,

de kleur van kuit
verraadt de leeftijd
van kleine scharen,
spiegelt het kind
op de rug van het beest.

Er dansen witte vlokjes
in het zonverlichte blauw,
tussen klaver vind ik
het glanzend geel
van boterbloemen,

ik blaas een miertje
van mijn arm en aai
het donzig achterlijf van
hommels in Mugunghwa.

vrijdag 27 maart 2009

~

Flitsende pijnscheut,
sterrenregen rond haar ogen,
naast haar ploft een steen ter aarde,
tussen slierten slijmig spinrag
glijdt en grauwt hij
snerpend tussen valse tanden:
'Snol, sloerie, slettenkut.'

Dan opnieuw,
druppel sijpelt langs haar kaaklijn,
rood kleurt nat haar tastend vlees,
achter starre schimmelstammen
snijdt en snauwt hij,
werpend met bestofte handen:
'Hoer, sjanker, kankertrut.'

Onheilspellend
sluit de kring zich,
rond haar kolkt de waanzee voort,
in haar zwetend, zwarter zwoegen
beukt en breekt hij
brakend op haar ingewanden,
Inde irae et lacrimae

CUT

woensdag 25 maart 2009

~

Eduard Jozef Antonie Marie Hoornik
* 9 maart 1910 te 's Gravenhage
† 1 maart 1970 in Amsterdam

Uit: Verzamelde Gedichten.

De Trap

Verdwaald in straten en in viaducten
geen mens, geen hond, zelfs geen geluid
zag ik, terwijl ik zonder reden bukte,
opeens een trap recht voor me uit.

Een deurloos huis, men hoeft geen klink te lichten,
onwillekeurig bleef ik staan,
en liet mijn ogen langs de steil-gerichte
en goorste trap ter wereld gaan.

Dan achter mij : de straat, de groene lampen,
en boven mij de hemel: laag en zwart;
een rukwind deed mij aan den deurpost klampen,
toen sloeg de angst mij om het hart.

Noem alle beelden, die mijn netvlies vingen
mijn leven lang, wat helpen zij,
nu ik mij op die trap ga wringen
naar boven aan dien muur voorbij.

Want ‘t jongstgeboorne, het verstikte,
het stond in blazen op dien muur;
daar sloop een hond, die loerend likte
aan sporen van urinezuur.

Hier hing de geur van duist're driften,
van dieren, van een ziekenbed;
gemene woorden, raadselschriften,
waren er kriskras neergezet.

De treden kraakten, barstten, sprongen,
en telkens stootte ik in een kuil,
ontbinding drong zich in mijn longen,
mijn handen sloegen in het vuil.

En steeds weer hoorde ik druppels vallen,
vergeefs zocht ik het druipend oog,
toen telde ik, maar de getallen
verstikten mij, mijn keel was droog.

En hoger steeg ik, kwam langs plekken,
waar ‘n ander ook had stilgestaan,
want in het schimmel gingen trekken
van menselijke wezens staan.

Dien nacht heb ik een kind gevonden
aan ‘t eind der trap op een portaal,
als woorden mij nu helpen konden,
dan vroeg ik God een nieuwe taal,

Om nu te zeggen hoe haar handen
een oude pop hielden omklemd;
toen slaap haar donker overmande
lag er alleen een raaf'lig hemd.

Wat wist ‘t van bloemen en van bomen?
Een trein raast over een viaduct,
komt naderbij, dringt in haar dromen,
wordt groot, en rijdt haar speelpop stuk.

Het zag de trap: in deze gaarde
was schimmel ‘t enige gewas,
de trap: en moederlijf en aarde,
waar zij voorgoed het kind van was.

Die trap, dat kind slaan mij in boeien,
er wordt gevochten en gemoord,
maar waar ik ga, die trap zal groeien,
die plant zich in mijn wezen voort.

De Scala Sancta ligt in Rome,
de Scala Sancta is een grap,
als Christus nog eens hier zou komen,
ik zou Hem voeren naar die trap,

de eindeloze trap der armen,
die voor dit ene lied niet wijkt;
schenk mij als Jacob Uw erbarmen
een trap, die tot den hemel reikt.

~*~










Beeld in hal van Scala Sancta ~ Roma

Gesprek in de nacht - Ed Hoornik

dinsdag 24 maart 2009

~

Winter op de dijk
wolken als grijze wezens
nikkelen het licht



zondag 22 maart 2009

~

Liep een dag met de koning mee,
hij ving zoetwaterweelde,

ik sliep die nacht in dode zee
en dreef tot het verveelde.

Tussen loof waar de koekkoek zwijgt,
slaapt hij de dag tot gat,

hoor hoe lomp hij zoekend hijgt,
ik heb zijn kroon gejat.

zaterdag 21 maart 2009

~

Dag, klein meisje in het gras,
dat staart naar lege handjes,
waaruit de paardenbloemen
voor de juf je zijn ontrukt.

Dag, kind tussen scherven,
dat in doodsbange nacht
klappen hoorde vallen en
moeder zo ontredderd zag,

dat uit onwijze mond
wrange woorden hoorde:
'Ik wil hem wel verlaten,
ben bang dat hij ons doodt.'

O, vrouw in mangelarmen
van bloedverziekend bang,
hoe spoel je duivels zaad
uit een verwoeste schoot?

Onontwarbaar leek de kluwen,
onverteerbaar de helse pijn;
het jarenlange harde werken
brak de klauwen van de kramp.

Nu streelt wind je grijze haren,
warmt de zon je moederhuid,
buig je voor het schone leven,
offert olie voor de lamp.

Op je pad van stil verlangen
staat geschreven in het steen:
geef je vrij en laat je lieven,
een moederziel is nooit alleen.



woensdag 18 maart 2009

~

Herinnering bijt in onderhuids zout,
waar laffe daden de bloedpijnen voeden,
decennialang domme daden vergoeden
maakt de doodgewaande oerschreeuw ijskoud.

De zelfhaat sleept zich langs kronkelend hout,
snuift de geuren van ontrouw; zal bevroeden
dat het wijzer is zich huiswaarts te spoeden,
naar de oorsprong van zinnig zelfbehoud.

Na zicht op een winter in groene oase,
glasvlindervleugel in tropische tuin,
eindigt de dwang tot dwaze kamikaze,

dartelt het leven van voetzool tot kruin,
zwijgt dom geroffel van de holle frase,
decrescendo van klaroen en bazuin.



Rapture - Antony and the johnsons

zondag 15 maart 2009

~

Hier sta ik naakt in huid
die meekijkt in mijn lentes,
van herfsten torst mijn rug
kastanjes uit het vuur,

en zie de lijnen
in het glanzend bruin
zijn zachter dan het pad
dat voert langs mijn ravijnen,

voel het van angst verlamde
kind in mij dat onverwachts
gekozen werd voor natte kussen...
en dat dat niet meer mag,



Knocking on Heaven's Door ~ Bob Dylan

donderdag 12 maart 2009

~

Neem me mee naar je diepere gronden,
toon ik jou mijn verloren vallei,
waar het beest huist met duizenden monden,
dat orakelt na stoerdoenerij.

Vlij je oor rond mijn starende navel,
spreek ik buik over liefst, liever, lief,
over tjiftjaf met titanen snavel,
over sleutel en roomboterbrief.

Laat ons dansen op lichtende baren
met een lach van karmijnrood kristal,
zing ik canon van eenzame jaren,
hoed ik jou en jij mij voor verval.

Leg je hand in mijn wassende handen,
je zachte mond op mijn zoekende huid,
geen vervuiling, geen schurend verzanden,
kom, doop mij tot je vrijgrage bruid.



Richard Marx ~ Waiting for you

maandag 9 maart 2009

~

Ingrid Jonker

* 19 september 1933 ~ bij Kimberley / Noord-Kaap
† 19 juli 1965 ~ Kaapstad / Suid-Afrika

Die kind
wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga

Die kind is nie dood nie
die kind lig sy vuiste teen sy moeder
wat Afrika skreeu ~ skreeu die geur
van vryheid en heide
in die lokasies van die omsingelde hart

Die kind lig sy vuiste teen sy vader
in die optog van die generasies
wat Afrika skreeu ~ skreeu die geur
van geregtigheid en bloed
in die strate van sy gewapende trots

Die kind is nie dood nie
nòg by Langa nòg by Nyanga
nòg by Orlando nòg by Sharpeville
nòg by die polisiestasie in Philippi
waar hy lê met 'n koeël deur sy kop

Die kind is die skaduwee van die soldate
op wag met gewere sarasene en knuppels
die kind is teenwoordig
by alle vergaderings en wetgewings
die kind loer deur die vensters van huise
en in die harte van moeders

die kind wat net wou speel
in die son by Nyanga als orals
die kind wat 'n man geword het
trek deur die ganse Afrika
die kind wat 'n reus geword het
reis deur die hele wêreld

Sonder 'n pas

~*~

zondag 1 maart 2009

~

Weet je nog
hoe lekker we toen hebben...

Je sprak het woord
waarvan mijn moeder zei:

'Nooit meer, hoor je,
nooit meer wil ik dat woord.'

Bijten en gebeten worden,
het blozen niet in de hand,

ik zal je niet verkrachten;
we nipten de heildronk van troost

en opnieuw vliegt de deur
van het stille geweten,

grijpen in donker
vingers naar mijn...

geef het naam,
het wil niet heten.



Melanie Safka ~ Saddest thing