donderdag 22 mei 2008

~

Een mapje in mijn meidenkast
met brieven en gedichten,
zo reis je zwijgzaam met me mee
van stee naar stee, naar stee.

In dromen zie ik je in ogen,
weerklinken vaag je woorden
traag, in de stilte na de sprong
met een koord om je stoere hals:

[Toen ik huilde van het lachen
om de leegte van het leven,
hoorde ik de hemel zwijgen
als het graf.]




IM Wim Heijnen
* 02-01-1950 Bandung † 10-06-1996 Rotterdam








Mozaïek naar het schilderij
'Transfiguration' van Raphaël uit 1520

dinsdag 20 mei 2008

~

Ik wil eruit pappa.
Waaruit mijn kind?
Uit mijn lijf Vader,
ik kan en wil niet meer.

Ze schoppen en slaan
met handen en voeten,
met stokken en stenen,
met ogen en taal.

Fabrieken draaien,
wapens kletteren,
macht graait,
macht maait

weg het kind
met buikje bol,
dat hongerig dorst
in oorlogsgebied.

Ze staren naar een bal,
juichen op commando
en ik, ik eet me rond.
Pappa laat me gaan,

mens zijn past me niet,
ik wil niet horen
bij die soort die rooft
en moordt en licht niet gunt

in ogen van bedreigde dieren,
maak mij vogel Vader
en laat mij vliegen
naar het licht van vree.












Raam boven Cathedra Petri ~ Basilica di San Pietro

maandag 19 mei 2008

~

Gifsumak,
Rhus Radicans,
raak me niet aan.
De dwergherfstaster
schommelt klokjes
op een zuchtje wind,

de bries waait aan,
blaast bloesemblad
als warme sneeuwvlok
over het pad,
gebroken hartenplantje
buigt het hoofd en danst.

Straalstempel
uit Chinese grond
vindt aan de voet
versnipperd hout,
Japanse sierkers snikt
en laat van schrik
de wortels los.

Ze groet de treurwilg,
zwarte toorts en hulst,
flirt met het scherp
van slangenden
en noemt je naam
bij het hart met pijl.



vrijdag 16 mei 2008

~

‘Mamma, u kent toch deze man?’
zijn ebbenhouten huid glanst
onder dansende dreadlocks,
zijn ogen aanvaarden geen nee.

Hij noemt de naam van de straat
waar mijn bed in stilte wacht,
ik kijk naar de drukke jongeling
met een wapen op zoek naar macht.

‘Mamma, ik heb een jaar gezeten
om iets dat ik niet deed…’,
zijn warme adem ruikt naar bier,
mijn wang wordt nat van een kus.

‘Je weet toch mamma, ik hou van jou,
zij hebben de huur niet doorbetaald
en al mijn spullen staan in opslag,
ik blijf bij jou mamma, voor altijd.’

Ik schaam me voor gebrek aan moed
en hoor de heesheid van mijn stem
als ik hem zeg, dat niet kan zijn,
‘Mamma... u kent toch deze man?’

woensdag 14 mei 2008

~

Gemeenschappelijk bloed vloeit,
vreemd hoe men huid duidt als geel,
als zwart en wit, als rood;

het oranje huis kiest fase shit,
speelt mee in Guantánamo Bay.

De vijand regeert, kijk hoe wij buigen,
zie hoevelen het rood in ogen staat;
er komt een nacht, er komt een dag

dan vindt een ieder vrede in het
eigen hart en is het leed geleden.












Via Appia Antica bij Roma

woensdag 7 mei 2008

~

Maria Vasalis also known as
M. Droogleever Fortuyn-Leenmans,

* 13 februai 1909 in den Haag
† 16 oktober 1998 in Roden

Uit: Verzamelde gedichten
G.A. van Oorschot, Amsterdam

Ik droom steeds vaker in mijn dromen
een barre grond, groot en verlaten,
gegolfd, versteend, verwonderlijk geplooid,
met kromme, bladerloze, grote bomen,
als een van te nabij gezien en oud gelaat,
en voel mij thuis - te dicht bij huis - gekomen.
Te sterk, te naakt, te vroeg berooid.
Daar is geen rust, geen dood, al bloeit geen blad,
al is het stil, geen vogelstemmen...
De stilte en rust zijn schijn:
het hart van een cycloon,
al klopt het niet, een niet te temmen
kracht schijnt alles bij elkaar te klemmen.
Zo is het land waarin ik woon.

O tovenaar, o kracht, waar zijn de vogels toch gebleven,
de kleine, warme, met hun ritselende veren,
die zich van takjes stortten met een dikke keel;
de twijgjes die zich verende herstelden
van 't licht gewicht, dat het zo sierelijk verliet?
Het waren toch zo vele?
Wanneer ik sterven moet, wil ik bij kleine vogels sterven
en water horen en de oortjes van het gras
zien spitsen en de losse aarde voelen.

~*~

zondag 4 mei 2008

~

Wee o wee

Wit wankelen wij.
Wie weet wanneer walging wijkt?
Weet wel wie weg wil,

waar wortels woest worstelen,
welt weenwater weerzinnig.
















Rooms beeld in Santa Maria in Campitelli

zaterdag 3 mei 2008

~

Zoals de slijmkop vlucht voor het bodemnet,
zo draaft het hemelkind voor de parade uit,
de bolle buik in zwart, de borst vooruit,
getooid met dwaze sjerp van eeuwenoud verzet.

Aardappelmoeheid woont nog in de genen
van het door haat bedorven vlees,
nu zoekt men eenheid in het europees
kantoor van in o-stand staande cowboybenen.

donderdag 1 mei 2008

~

Naakt op het dak gooi ik steentjes,
één raakt het raam van de buren.

De onrust in mijn buik herken ik
van toen ik als kind mijn vader tartte.

Zijn woede sloeg mij vele wonden.
De ogen van de buren zullen mij
in mijn naaktheid inéén doen krimpen.

Tart ik mezelf?

Ach, zomerzondag, het geel is verdord
en niemand weet op welk geel ik doel,

maar het is mijn lijf, mijn geel,
mijn liefde en ik ben niemand
uitleg verschuldigd.

目 1984