zondag 20 februari 2011

~
Wakes van weleer

Hersenloos kind dronk flesje leeg,
sterven stond al in de oogjes,
was het een hij of een zij en
kreeg het ooit een naam?

Moeder, die het gedrochtje kreeg,
vader, die het verwekte,
in kelders dreven kakkerlakken
in grondwater dat steeg.

Ze hebben het oude weeshuis
met de grond gelijk gemaakt,
achter gordijnen van chambrettes
stierven ontheemden een ongeziene dood,

waar d'oude vrouw, die staande stokte,
als blok beton ter aarde stortte
op bikkelharde vloer van het gesticht,
de ruzie om haar ringen bij de kist.

Psychosadisme in het kille zorghuis,
scepter in hand van een bejaarde non,
waar ik over meer kinderen waakte
dan bei mijn opoes baren konden.

Hoe ik ze op mijn rondes vond
in braaksel en in natgehuilde lakens,
afstandsbaby's in wiegen op een rij,
o moederziel verlaten nacht.

Langs het zwart van donker draven,
het snateren van vroege eenden,
de laatste ronde en het zachte vragen
‘Dag zuster, kom je morgen weer?’



Geen opmerkingen:

Een reactie posten