woensdag 14 januari 2009

~

William Shakespeare

* 23 april 1564 ~ Stratford-upon-Avon
† 23 april 1616 ~ Stratford-upon-Avon

VIII

Music to hear, why hear'st thou music sadly?
Sweets with sweets war not, joy delights in joy;
Why lov'st thou that which thou receiv'st not gladly,
Or else receiv'st with pleasure thine annoy?

If the true concord of well-tuned sounds,
By unions married, do offend thine ear,
They do but sweetly chide thee, who confounds
In singleness the parts that thou should'st bear.

Mark how one string, sweet husband to another,
Strikes each in each by mutual ordering;
Resembling sire, and child, and happy mother,
Who, all in one, one pleasing note do sing:

Whose speechless song being many, seeming one,
Sings this to thee: 'Thou single wilt prove none.'

~*~

Muziek voor ’t oor, hoe doet muziek u treuren?
Zoet strijdt met zoet niet, vreugd ziet vreugde graag.
Hoe is u lief wat u niet op kan beuren,
Of waarom gaarn aanvaard wat u mishaag?

Als welgepaarde klanken, die gemeenzaam
Een-stemmig luiden, pijn doen aan uw oor,
Dan blamen ze u maar zachtjes dat gij eenzaam
De rol verknoeit u toebedeeld in ’t koor.

Merk hoe één snaar, voor de andre een zoete gade,
In weerzijds samenspel met de and’re klinkt.
De man komt vrouw, de moeder ’t kind te stade,
Als drie in één hun zoete maatzang zingt:

Hun zang die stom, veelvoudig, schijnbaar één,
Dit tot u zingt: wie één wil zijn blijkt geen.

~*~

Vertaling: Albert Verwey ~ 1933

Palestrina Stabat Mater

Geen opmerkingen:

Een reactie posten