woensdag 10 september 2008

~

Vannacht ga ik het maken, vannacht
schrijf ik mijn schoonste vers,
vannacht zal ik u raken met
taal vers van de pers.

Met zicht op eigen muren,
het nekhaar nat van zweet,
in geur van eigen zuren
houd ik mijn pen gereed.

Elektromagnetische golven,
een leesbril op de neus,
jank ik hier met mijn wolven,
lees voort u heeft geen keus.

Menistenbruid en -leugen
nu mijn ja in ja verschiet,
drink ik met volle teugen
liters dichtersverdriet.

Bathseba mag ik je vragen
wat je vond van de Uriasbrief,
wilde jij deze koning behagen,
had jij hem werkelijk lief?

En Noach die beestenbende
waarmee jij zat opgescheept,
een duif die olijfblad herkende,
Ararat zevenkleurig gestreept?

Saulus kende Stephanus pijnen,
koos zich een nieuw initiaal,
Galaten, Korinthiërs, Romeinen
schreef hij in mannentaal.

Raadselschrift voor bijbellozen,
edoch, voorwaar, geen cliché,
wil nog kort bij mij verpozen,
vertel ik u van Piggelmee.

Vannacht ga ik het maken, vannacht
schrijf ik mijn schoonste vers,
vannacht zal ik u raken met
taal vers van de pers.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten